Per deelnemer grote vellen papier, potloden, stiften, balpennen, gommen, sleutels, karton, scharen
Zich thuis voelen
Over het spel
- ongeveer 2 uur
- 8 tot 12 spelers, 12 tot 14 jaar
- binnen
Benodigdheden
Uitleg
Doel:
• Stilstaan bij afstand en nabijheid.
• Stilstaan bij je eigen ‘leef’wereld en de buitenwereld.
Verloop:
Per deelnemer grote vellen papier, potloden, stiften, balpennen, gommen, sleutels, karton, scharen
Stap 1:Plattegrond van je huis.
Iedereen tekent een ruwe plattegrond van zijn huis.
3 kleuren geven (goed, half, niet goed op z’n gemak voelen)
In een ruimte kunnen verschillende kleuren voorkomen
Er kan een plekje in een ruimte een andere kleur hebben (hoekje, foto, enz)
Zeker de eigen kamer of eigen plek erbij zetten
Enkele vragen worden begeleidend erbij gesteld, ze moeten ze niet luidop beantwoorden.
• Waar staan deuren open?
• Als er een vriendin komt, tot waar mag ze gaan?
• Laat je een onbekende zo maar binnen in je huis? Waarom?
• Heb je een sleutel nodig om in je huis te geraken? (wat voor sleutel?)
• Als er familie komt, tot waar mogen ze gaan? Waarom? Hebben zij de huissleutel?
• Zijn er hoekjes waar niemand mag komen?
• Zijn er deuren waardoor sommigen niet mogen komen?
Ze krijgen allemaal de kans om hun huis voor te stellen.
• Hoe ziet hun huis eruit?
• Hoe is de ‘kleurenverdeling’?
Stap 2: De deelnemers krijgen de tijd om in hun huis op bepaalde plaatsen mensen/namen/… te schrijven. Ze schrijven de namen tot waar deze mensen mogen komen. Ze bedenken waarom ze tot daar mogen komen en niet (minder) ver(der). De kleuren kunnen een hulpmiddel zijn.
Voorbeelden van mensen zijn: ma, pa, broer, zus, groetmoeder, grootvader, meter of peter, beste vriend, leider van de jeugdbeweging, hoofdleider van de eigen werking, trainer van de sportvereniging, je tante of nonkel, je poes of hond, de leerkracht wiskunde, je lievelingsleerkracht,…
Ze krijgen allemaal de kans om hun huis voor te stellen.
• Hoe ziet hun huis eruit?
• Wie mag tot waar komen + waarom
• Komt het soms voor dat je deur ineens gesloten is? Hoe komt het? Wie/wat kan hem terug open krijgen?
Stap 3: koffer met verschillende soorten sleutels (groot, klein,…)
Plaats deze sleutels op jullie getekende huis naargelang de deur en wat achter de deur zit. Als er voor een bepaalde deur geen goede sleutel is, teken ze dan zelf op je huis. (Er moet niet voor elke deur een sleutel zijn!!)
• Waar hebben jullie sleutels geplaatst?
• Waarom zijn daar sleutels en op andere plaatsen niet?
• Hou je van sleutels?
• Heeft er iemand de sleutel van jouw huis?
• Op wat voor deuren in je huis hangen sleutels?
• Waarom heb jij sleutels nodig in je huis?
• Zijn er in je huis deuren zonder sleutels?
• Welk plekje, welke ruimte heeft welk soort sleutel? Is dit afhankelijk van iets?
Uitwisseling in grote groep.
Stap 4:
De sleutels liggen weer in het midden.
• Wie heeft een sleutel van welk plekje?
• Wie heeft wat voor sleutel?
Namen (zie hierboven bij stap 2) worden genoemd. Elke deelnemer kiest een passende sleutel uit voor deze persoon en legt deze op een plaats in het huis..
Telkens worden er maar enkele plussers uitgenodigd om te vertellen over de grote, vorm van de gekozen sleutel en over de plaatsen waar deze persoon mag komen. Uiteraard kan hier telkens een gesprek met de groep over ontstaan.
Op zoek op naar meer inhoudelijke werkvormen?
Surf naar www.ijd.be