Skip to main content

Vurig roofspel

een spel van Interdiocesane Jeugddienst vzw
een spel van Interdiocesane Jeugddienst vzw

Over het spel

  • ongeveer 2 uur
  • 12 tot 50 spelers, 12 tot 14 jaar
  • buiten

Benodigdheden

kaartjes in 4 kleuren met vragen erop, blad met alle namen van de groep erop, balpen voor elke deelnemer, grote kaars, theelichtjes (per deelnemer één)

Uitleg

Doel:

  • Werken aan groepsvorming.
  • Het thema van Pinksteren in twee aan twee gesprekken uitdiepen.
  • Proberen met zoveel mogelijk deelnemers in gesprek te gaan.

 

Verloop:

Inkleding:

Iemand van de begeleiding is verkleed in heel vurige kleuren (bruin, geel, oranje, rood,... doeken!) en voert een toneeltje op dat gaat over het feit dat hij het gevoel heeft dat hij niet zo veel kracht meer heeft, precies uitgeblust geraakt is... Hij vraagt hulp om vuur opnieuw aan te wakkeren. Dat kan doordat anderen zelf tonen dat ze vurig zijn en het vuur laten overslaan. Per geroofd kaartje bewijs je als jongere dat je zelf vuur wil brengen in de groep. Per gevoerd gesprekje bewijs je dat je vurig kan spreken met anderen.

 

Eerste ronde

De grote groep wordt verdeeld in 4 groepen.

Iedere groep krijgt een kleur vlam toegewezen. Iedere groep krijgt een reeks kaartjes in hun kleur, met hun vlam erop en met een vraag op. Er is 1 vraag per groepje:

Gele kaartjes:

  • Wat zet jou in vuur en vlam?
  • Wat kan je blij en gelukkig maken?

Bruine kaartjes:

  • Wat kan ervoor zorgen dat je vlam soms uitgedoofd raakt?
  • Wat kan je soms ontgoochelen of ontmoedigen?

Rode kaartjes:

  • Wie is voor jou een heel vurig persoon? Waarom?

Oranje kaartjes:

  • Hoe kan Jezus jou in vuur en vlam zetten?

 

Iedere groep heeft een kampplaats of ruimte (die kan bv. eventueel ook een beetje worden ingekleed, samenhangend met de kleur van de vlam). De afstanden tussen de 4 groepen liggen wat gelijk t.o.v. elkaar. Het is de bedoeling dat de groepsleden proberen om van de andere kampen kaartjes te bemachtigen en dat ze met zoveel mogelijk tegenstanders in gesprek gaan. Dit kan door tijdens het lopen iemand van een ander kamp te tikken. De persoon die getikt wordt, leest de vraag voor van zijn kaartje. De twee deelnemers gaan over deze vraag in gesprek. Na het gesprek schrijven ze op het namenblad, achter de naam met wie men net gesproken heeft, in enkele staakwoorden over wat hun twee aan twee gesprek ging.

De persoon die getikt werd, moet na het gesprekje zijn kaartje afgeven.

Let op als je kaartje van een andere kleur in je bezit hebt, moet je dit zo snel mogelijk in veiligheid brengen, door dit kaartje naar jouw kamp te brengen. Als in tussentijd iemand van het andere kamp,van de kleur die jij op zak hebt, je tikt dan moet je dit kaartje onmiddellijk afgeven.

 

Tweede ronde

Door het spel gespeeld te hebben, heeft men elkaar ook beter leren kennen. De vuurvlam in de groep is groter geworden. Daarom doen we samen een vuurdansje (zelf uitvinden op een bekend liedje).

Er volgt een korte uitwisseling rond de vier vragen.

  • Wat is je tijdens de gesprekjes het sterkst opgevallen?
  • Wat is er van de gesprekken het hardst blijven hangen?
  • Over wat heb jij je verbaasd?

 

Er wordt gekeken welke groep de meeste kaartjes heeft en de meest verschillende soorten kaartjes.

 

Derde ronde:

Afronden door elkaar symbolisch in vuur en vlam te zetten.

In het midden wordt een kaars gezet als symbool van de verbondenheid van de groep, van het vuur van Pinksteren, van Jezus, van… vul zelf maar in.

Elke deelnemer krijgt een kaarsje. Om beurten worden ze uitgenodigd om hun kaarsje aan te steken aan de grote kaars. Ze vertellen erbij wat ze meenemen om als jongere in vuur en vlam te blijven staan.

Op zoek op naar meer inhoudelijke werkvormen?

Surf naar www.ijd.be

Bijlagen