SPELVERLOOP
De meeste spelen worden met de gehele groep gespeeld. Er worden een aantal activiteiten doorlopen, met steeds afwisseling tussen praten en actief spelen.
Losmakertjes:
Ø Mensenmachine: Bij dit spel vormen groepsleden een machine met zoveel mogelijk stangen en raderen. Een lid begint met steeds één beweging te herhalen. Hij/zij schudt bijvoorbeeld met een been en maakt een geluid. Een ander maakt zich aan hem vast en begint ook met een lichaamsdeel te bewegen en een geluid te maken. Dan een derde enzovoort, tot de groep er tenslotte uitziet en klinkt als een menselijke machine.
Ø Suja, Suja kindje: Ga op je rug liggen en sluit je ogen. Laat de anderen in een rij gaan staan en je zachtjes optillen en heen en weer wiegen. Dit alles gebeurt in stilte. De tederheid die deze ervaring oproept, vormt vaak een scherpe tegenstelling met wat leden van de groep doorgaans van elkaar gewoon zijn. De beweging, het ritme, de golving en het zachte wiegen dragen bij tot een gevoel van verrukking en vredigheid.
Ø Wiegelwaggel: Dit spel is bijzonder nuttig voor iemand die zich in de groep niet zo makkelijk laat gaan.
Er gaat een kring van een stuk of zes mensen om hem/haar heen staan. De persoon sluit de ogen, ontspant zich volledig en laat zich door de anderen steunen. Ze geven hem door in de kring en draaien hem om. Ze laten hem zachtjes vallen, trekken en duwen hem voort, houden hem vast of omarmen hem. Dit spelletje kan vaak de stroefheid en spanning in de groep doorbreken.
Carrouselgesprek over de groep:
Ga per 6 in een groepje staan. Drie personen maken een binnencircel en de andere drie een buitencirkel. Iedereen krijgt nu de opdracht een lelijk roddelverhaal te vertellen (A tegen D, B tegen E, C tegen F en omgekeerd). Dit roddelverhaal kan gaan over een leraar, iemand uit een andere klas, iemand uit het dorp,… Neem hiervoor de tijd!
Daarna draait de buitencirkel naar rechts (dus A met F, B met D, en C metE) en nu moet je proberen het roddelverhaal, dat je net van de ander gehoord hebt, na te vertellen. Dit gebeurt ook weer wederzijds. Daarna draai je nog een keer naar rechts en vertel je het laatstgehoorde roddelverhaal door. Als je daarna nogmaals doordraait, dan hoort iedereen weer zijn eigen verhaal (waarschijnlijk veranderd).
Afhankelijk van de groep kan je hierna nog een kringgesprek houden rond volgende voorbeeldvragen: roddel je in het dagelijkse leven wel eens en waarover? Merk je wel eens dat er over jou geroddeld wordt? Wat doe je als er over jou geroddeld wordt?
Slow Motion:
Binnen een bepaald vlak bewegen de leden in slow motion. Ze doen dit vanuit verschillende intenties: agressief, lui, verleidelijk, … Je kan de situaties zelf aanpassen.
Naam schreeuwen:
De leden staan op één lijn aan één kant van het terrein. Eén voor één lopen ze naar de overkant, waarbij ze telkens bij een beweging hun naam roepen. De rest van de groep doet die persoon na en loopt hem achterna tot aan de overkant. Op het einde kan het tempo opgedreven worden.
Het groepsgevoel:
De leden gaan in een kring staan en ademen rustig. Ze komen langzaam naar het midden en gaan schouder aan schouder staan. Stilaan gaan alle ademhalingen samen lopen. Bij het uitademen kunnen kreten geslaakt worden en langzaam gaan de leden uit elkaar. Ze proberen zo lang mogelijk hun ademhaling dezelfde te laten zijn.
Zelfportret:
Iedereen schrijft op een blad papier wat hij van zichzelf denkt. De papieren zijn anoniem. Daarna leest iemand alle zelfportretten voor. Na elk zelfportret wordt er gezamenlijk naar de bezitter ervan gezocht.
Tip: geef voldoende tijd aan iedereen om iets over zichzelf te vertellen.
Vriendschapsganzenbord:
Op kaarten (zelfde formaat als de speelkaarten die je voor dit spel nodig hebt) schrijf je situaties die zich voordoen bij vriendschappen. Deze kaartjes worden geschud samen met de speelkaarten. Alle kaarten worden in een slinger uitgelegd op tafel. Elke speler krijgt een pion (kroonkurk) en mag zoveel plaatsen vooruitgaan als hij gooit met een dobbelsteen. Komt een speler op een ‘situatiekaart’, dan moet het kaartje voorgelezen en beantwoord worden. Pas als het antwoord gegeven is, mogen anderen hun oplossing geven, waarna er nog even doorgepraat kan worden.
Mogelijke situaties: je merkt dat je vriend(in) stiekem je dagboek leest, er worden kliekjes gevormd in je groep, je wordt gebruikt als correspondentie-adres voor de relatie van je vriend(in), je ouders gaan niet akkoord met een vriendschap (om welke reden dan ook), de ouders van je vriend(in) gaan scheiden, je vriend(in) vertelt een hartsgeheim, je vriend(in) verschijnt niet bij een afspraak, je kan niet overweg met het lief van je vriend(in), je vriend(in) gaat verhuizen, je hebt ruzie gehad met je vriend(in),…
Je kan situaties concreter maken al naargelang je de groep goed/minder goed kent.