Ik ga op reis en ik neem mee

We gaan met z’n allen in een kring zitten, iemand van de begeleiding neemt het woord en zegt dat hij/zij verschillende voorwerpen heeft meegenomen. Een vuilzak, een reiskoffer en een koffertje.

Hij/zij neemt de vuilzak en zegt iets dat in de zak moet geworpen worden wat hij/zij niet mee naar huis wil nemen. De zak gaat de kring rond. De laatste mag de vuilzak toebinden en buiten gaan zetten, ver weg.

Dan wordt de reis koffer genomen en daar moet telkens iets worden in gestoken dat we geleerd hebben en dat we willen onthouden in ons verdere leven. Deze koffer mag, na de kring rond te zijn geweest, gesloten worden MAAR NIET OP SLOT! zodat we er nog terug aan kunnen.

Als laatste passeert ook het koffertje de kring. Daarin moeten wij iets leggen dat we gaan koesteren, iets dat we nooit zullen/willen vergeten. Uiteindelijk mag dit koffertje wel op slot.