Skip to main content

Groepsverdelers

een spel van KLJ
een spel van KLJ

Over het spel

  • ongeveer 1 uur
  • 4 tot 100 spelers, 6 tot 99 jaar
  • binnen en buiten

Uitleg

Een spel met verschillende groepen? Niet altijd evident om dit op een goede manier te doen. Voor sommige groepen is het geen enkel probleem om zelf groepjes te kiezen, voor andere groepen kan dit zorgen voor spanningen en frustraties. Hieronder vind je een hele hoop inspiratie om je groep te verdelen in kleinere groepen.

Overloper

Vorm een kring met alle deelnemers en overloop alle namen. Daarna wordt de kring in twee gesplitst en vorm je twee gelijke kringen. Elke kring krijgt een bal. Het is de bedoeling dat tegelijkertijd de beide kringen worden afgelopen op de volgende manier: iemand (bv. Lotte) begint en gooit de bal naar iemand anders (bv. Jan) in de kring en zegt ‘Ik gooi de bal naar Jan’, wanneer het juist is gooit Jan de bal naar iemand anders (bv. Lisse) in de kring en zegt ‘Ik gooi de bal naar Lisse’... Zorg ervoor dat de bal aan een redelijk snel tempo wordt door gegooid en niet steeds naar dezelfde personen. Wanneer iemand een fout maakt, neemt die plaats in de andere kring en speelt daar mee. Zo worden beide kringen steeds overlopen en gaan er telkens mensen weg en komen er nieuwe bij. Na een tijdje stop je het spel, de leden in de ene kring vormen een groep en de leden in de andere kring een andere groep. Zorg er wel voor dat beide kringen evenredig verdeeld zijn. 

Blad-steen-schaar

We spelen best of three in blad-steen-schaar. Alle deelnemers gaan per twee staan en doen blad-steen-schaar tegen elkaar. Als iedereen dit drie keer heeft gedaan, gaan de winnaars bij elkaar staan en de verliezers bij elkaar. Zo vorm je twee groepen.

Wasknijper

De spelers staan per twee. Voor hen ligt er één wasknijper. Het is de bedoleing om binnen de minuut de wasknijper te bemachtigen. Diegene die na één minuut de wasknijper hebben, zetten zich samen met de andere winnaars.  

Harten en ruiten zijn rood

Neem evenveel kaarten uit het spel als er deelnemers zijn. De helft rode kaarten en de helft zwarte kaarten. Schud de kaarten en deel ze uit. Op het startsignaal gaan de deelnemers de kaarten wisselen. Je geeft je kaart aan iemand af en die persoon geeft zijn kaart aan jou. Zo doe je verder tot de spelbegeleider stop zegt. Dan gaan alle rode kaarten bij elkaar staan en alle zwarte bij elkaar. Opgelet, de deelnemers mogen niet kijken naar de kaart die ze krijgen.

Variant Ruiten is troef: de spelbegeleider selecteert van elk symbool (schoppen, klaveren, harten en ruiten) het aantal kaarten dat er deelnemers in een groep moeten zitten. Vervolgens geeft die alle deelnemers random een speelkaart. De deelnemers met hetzelfde kaartsymbool vormen nu een groepje.

Rolmops

De deelnemers staan op een lijn en nemen elkaars hand vast. Zij zijn de mops. De spelbegeleiding rolt de mops tot een rolmops. De deelnemers staan nu in een samengedrukte spiraal. Een begeleider snijdt de rolmops in twee of meerdere stukken. Alle deelnemers in één 'stuk' vormen samen een groep.

Variant pizza: De groep neemt elkaars handen vast en rolt op zoals een spiraal(pizza). Dan snijd iemand van de leiding deze pizza in stukken. Ieder stuk is een groep.

Smurfen

De deelnemers moeten groepjes vormen van het aantal dat de spelbegeleider zegt. Wanneer de spelbegeleider zegt ‘smurf 2’, dan gaan alle deelnemers per twee staan, 'smurf 3' per drie... Herhaal dit een aantal keer. De laatste keer roept de spelbegeleider het getal dat die wil bekomen, bv. ‘smurf 3’ zodat de deelnemers per drie staan.

Liedje

Bedenkt een bekend liedje voor het aantal groepen dat je wil (bv. vier liedjes = vier groepen). Schrijf op verschillende briefjes telkens een titel, zorg ervoor dat de groepen evenredig verdeeld worden, dus dat er evenveel kaartjes zijn met hetzelfde liedje op. Laat alle deelnemers een briefje met een bekend liedje op trekken. Vervolgens lopen de deelnemers door elkaar en zingen ze het liedje dat op hun briefje staat. Tegelijk moeten ze op zoek gaan naar deelnemers die hetzelfde liedje zingen om zo een groep te vormen.

Variant dieren geluiden: fluister alle deelnemers een dier in het oor. Op het startsignaal sluiten alle deelenemers de ogen en maken ze het geluid van dit dier. Met hun ogen dicht moeten ze vervolgens hun soortgenoten vinden.  Afhankelijk van het aantal nodige groepjes deel je dieren geluiden uit.

Rij

Laat de deelnemers op een rij gaan staan, maar zoek naar een willekeurig systeem om de rij te vormen. Alfabetisch op voornaam, alfabetisch of achternaam, huisnummer, leeftijd, aantal dagen tot je verjaardag… Geef vervolgens iedereen een nummer afhankelijk van het aantal groepjes dat je wil vormen.

Aardbeving, overstroming, chaos

De deelnemers staat per drie (twee vormen samen een huisje, één iemand staat in een huisje en is de bewoner). De spelbegeleider heeft geen huisje en loopt rond. De spelbegeleider kan drie dingen roepen en moet zien dat die een plaats in een trio heeft ingenomen. Deze dingen kan die roepen:

  • Aardbeving: de bewoners blijven staan, de huisjes moeten van plaats veranderen.
  • Tsunami: de huisjes blijven staan, de bewoners moeten een nieuwe woonst zoeken.
  • Chaos: iedereen verandert van plaats.

Ballonnen

Doe briefjes met een nummer in een ballon en geef elke deelnemer een ballon. De deelnemers moeten hun eigen ballon eerst kapotblazen om te weten te komen in welke groep ze zitten.

Letterspel

Bedenk woorden met vijf letters (zoveel woorden als er groepen moeten zijn). Schrijf vervolgens elke letter van elk woord op een briefje. Alle deelnemers ontvangt een letter en krijgen als groep de opdracht om woorden van vijf letters te maken. Dit spel is tevens een samenwerkingsopdracht omdat de letters nogal eens moeten wisselen van groepje, voordat iedereen bij een echt woord een plekje heeft gevonden.

Kleur op je rug

De spelbegeleiding plakt bij iedere deelnemer een kleur op de rug. De spelers moeten er nu, in gebarentaal en zonder te praten achter komen welke kleur ze zijn en bij welke andere spelers ze in de groep komen.

Denkbeeldige balk

De groep gaat op een rij staan en houdt de (denkbeeldige) balk vast boven hun hoofd. Je telt af en op één laat je de balk vallen. De deelnemers moeten naa links of rechts springen zodat de balk niet op het hoofd valt.

Op één been

Vraag alle deelnemers om op één been te gaan staan. De deelnemers die op hun linkerbeen gaan staan zitten in een groep en hetzelfde voor het rechter been.

Paard en ruiter

Er wordt aan de leden gevraagd om koppeltjes van een paard en een ruiter te maken (de ene springt bij de andere op de rug), zonder te vermelden met welk doel. Als dit gebeurd is, zeg je dat de paarden één groep is, en de ruiter de andere.

Schoenenhoop

Al de deelnemers doen één schoen uit. Verdeel de schoenen in evenveel hoopjes als je groepjes wil hebben. Nadien mag iedereen zijn schoen zoeken en zijn de teams verdeelt.

Jij zit in team …

De groep vormt een cirkel. Twee spelbegeleiders zitten in het midden, waarvan eentje gebukt met de ogen dicht. De andere spelbegeleider zegt "Jij zit in team ..." en wijst een deelnemer in de cirkel aan. De gebukte spelbegeleider vult telkens de zin "Jij zit in team ..." aan met een nummer van een team.  

Associatie

De spelbegeleider stelt een vraag, afhankelijk van het antwoord moeten de deelnemers in een bepaalde groep gaan staan. Blijf dit herhalen tot je een evenredig aantal groepen hebt. Vragen die je kan stellen:

  • Iedereen die jarig is in de lente, zomer, herfst of winter gaat samen staan.
  • Iedereen met dezelfde schoenmaat gaat samen staan.
  • Iedereen die een ochtend- of avondmens is gaat samen staan.
  • ...

Blind date

Iedereen staat in de kring met z’n ogen dicht (of met een blinddoek op). Steek je rechterarm vooruit en stap voorzichtig naar het midden. Eenmaal je op de tast een andere hand gevonden hebt, hou je die stevig vast want dan vorm je een team. 

Touwtje trek

De spelbegeleider houdt verschillende touwen (evenveel als de helft van de groep) in het midden vast. De deelnemers nemen elk een uiteinde vast. Wanneer de spelbegeleider de touwtjes loslaat, kunnen de deelnemers ontdekken bij wie ze in de groep zitten.

De 3 vingers

De deelnemers steken op hetzelfde moment allemaal drie vingers op. Ze mogen zelf kiezen welke vingers ze juist allemaal opsteken. Aan de hand van welke 3 vingers ze opsteken, worden ze in groepen verdeeld.